Wetboek van Strafrecht
Artikel 44a
1
Op vordering van de officier van justitie kan de rechter na een op grond van artikel 226h, derde lid, van het Wetboek van Strafvordering gemaakte afspraak de straf verminderen die hij overwoog op te leggen op de in het tweede lid bepaalde wijze. Bij de strafvermindering houdt de rechter ermee rekening dat door het afleggen van een getuigenverklaring een belangrijke bijdrage is of kan worden geleverd aan de opsporing of vervolging van misdrijven.
2
Bij toepassing van het eerste lid kan de strafvermindering bestaan in:
a
maximaal de helft bij een onvoorwaardelijke tijdelijke vrijheidsstraf, taakstraf, bestaande uit een werkstraf, of geldboete, of
b
de omzetting van maximaal de helft van het onvoorwaardelijke gedeelte van een vrijheidsstraf, taakstraf, bestaande uit een werkstraf, of van een geldboete in een voorwaardelijk gedeelte, of
c
de vervanging van maximaal een derde gedeelte van een vrijheidsstraf door taakstraf, bestaande uit een werkstraf, of een onvoorwaardelijke geldboete.
3
Bij toepassing van het tweede lid, onder b, blijft artikel 14a, eerste en tweede lid, buiten toepassing.
Jurisprudentie bij dit artikel
- Hieronder wordt een selectie van de bijbehorende jurisprudentie getoond.
- Geen resultaten gevonden voor de door u opgegeven zoek termen.